Tijdens onze minor kwam er een interessant onderwerp ter sprake. Namelijk het onderwerp dat de straling van mobiele telefoons schadelijk is. Nadat dit onderwerp ter sprake kwam, kwam ik hierover een artikel tegen. Dit artikel is gepubliceerd nadat het programma Zembla met de uitzending kwam dat straling van mobiele telefoons dus schadelijk is voor mensen.

Het artikel (Zembla: 'Straling mobiel schadelijk voor kind') beschrijft kort wat er ter sprake is gekomen na de uitzending, dat het gevaar vooral een rol speelt bij kinderen, of het bangmakerij is en het bevat een herhaling van de uitzending van Zembla.

Toen dit onderwerp ter sprake kwam schrok ik wel even. Ik had er nooit bij stil gestaan dat telefoons straling afgeven en al helemaal niet dat dit schadelijk zou kunnen zijn!  De straling heeft volgens onderzoek namelijk invloed op de hersenen en kan zelfs kankerverwekkend zijn.
Naarmate ik hier meer over nadacht, ging mijn gedachte naar het idee dat je volgens onderzoekers van zoveel dingen ziek kunt worden. Dat zou kunnen, maar dit zal pas echt tot me doordringen als ik dit zelf zou ervaren, wat niet het geval is. Ik kan me ook niet voorstellen om zonder telefoon te moeten leven.
Waar ik wel op kan gaan letten is dat ik mijn telefoon wat vaker uit zet als ik hem niet gebruik, of dat ik hem een stukje verder weg neerleg. Voor de rest, zullen we zien het vervolgonderzoek zal brengen! 
 
Foto
Davindi is een handige zoekmachine, speciaal voor kinderen. In Davindi vinden kinderen alleen bronnen die door een redactie zijn beoordeeld  en geschikt geacht voor onderwijs.
Ook krijgen kinderen in een woordenwolk alternatieve  zoektermen te zien, die hen helpen de juiste informatie te vinden (Kennisnet, 2012).
Davindi is een initiatief van Kennisnet, wat terug te zien is in het symbool.

Zo'n zoekmachine als Davindi is ideaal voor kinderen! De lay-out ziet er leuk uit en de site is erg gebruiks- vriendelijk en betrouwbaar. Zo weet je ook zeker dat kinderen niet op vreemde pagina's terecht komen en geen rare informatie vinden.
Als  kinderen een onderwerp intypen kunnen ze zelfs kiezen of ze alleen tekst willen, plaatjes, filmpjes of geluid.  Ideaal dus!

 
Foto
Hoe leuk is dit! Alle docenten en studenten hebben een eigen poppetje gemaakt via de site bitstripforschools, waardoor een digitale klassenfoto ontstaat.
Een medestudent kwam met het idee om een account aan te maken voor onze docent en alle studenten uit te nodigen een poppetje van zich samen te stellen en zo deze klassenfoto te kunnen maken. Een erg leuke tool! Wij als studenten wilden zelfs meteen aan de slag om ons zelf te 'maken', dus kun je wel nagaan hoe kinderen op een basisschool zullen reageren!

Als leerkracht zijnde moet je dan een account aanmaken, waarbij je alle namen van de kinderen uit je klas toevoegt. De kinderen moeten daarna een klassencode invullen en zichzelf even registreren, waarna ze hun eigen poppetje kunnen gaan maken die vanzelf op de klassenfoto verschijnt als het wordt opgeslagen. Alleen is het nadeel dat de account die je aanmaakt maar 30 dagen gratis is. Daarna moet je voor je account gaan betalen.
Waarschijnlijk is dat voor de meeste leerkrachten een reden om hier niet mee aan de slag te gaan, wat ik goed begrijp. Zelf zou ik namelijk ook niet zomaar geld uitgeven aan een willekeurige site op internet. Zoiets vertrouw ik zelf nooit zo goed, waardoor ik geen risico's neem en er niet aan begin. Het is dan ook erg jammer dat deze site niet gratis is, waardoor het gebruik ervan naar mijn idee niet optimaal wordt benut.

 
Een goede techniek om samen tot het juiste besluit te komen, is de zes denkhoeden van De Bono. Hiermee kun je vanuit verschillende perspectieven naar een vraagstelling of probleem kijken. Deze techniek is ontwikkeld door Edward de Bono. Het gaat uit van het idee dat mensen vaak geneigd zijn problemen steeds op eenzelfde manier te benaderen. Door de denkhoeden te gebruiken, word je gedwongen om het probleem ook eens van een andere kant te bekijken.
Een denkhoed staat voor een manier van denken. Er zijn zes denkhoeden en iedere kleur symboliseert een andere manier van denken. Je kijk op een situatie hangt dus af van de hoed die je op hebt (http://www.leren.nl/cursus/management/besluiten-nemen/denkhoeden.html, 2012) .

Hieronder staat in een afbeelding beschreven wat de hoeden inhouden.
Foto
Deze theorie van Edward de Bono kan naar mijn idee erg zinvol zijn tijdens bijv. vergaderingen of situaties waarbij iets moet worden opgelost. Mensen bekijken situaties vaak vanuit eenzelfde kant, maar veel ideeën kunnen ontstaan doordat vanuit een andere kant wordt gedacht. Dit kan door gebruik te maken van de denkhoeden. Iedereen moet de situatie dan vanuit een andere kant benaderen, waardoor dus veel interessante ideeën kunnen ontstaan.
Het kan best lastig zijn als je vanuit een kleur hoed moet denken die je eigenlijk niet bent. Je bent dan geneigd om toch op je eigen manier te gaan denken en dan val je als het ware uit je rol, wat niet de bedoeling is. Met de ene kleur hoed heb je dus een wat makkelijkere rol dan met de andere kleur hoed.
Zelf denk ik dat mijn gedachtengang vooral bestaat uit de gele en blauwe hoed. Zeker als ik kijk naar alles wat we tijdens onze minor aangeboden krijgen. Over de meeste dingen ben ik erg enthousiast, maar vraag me daarbij wel af hoe iets in z'n werk gaat en wat het oplevert. Dat is in de meeste gevallen mijn eerste reactie.

 
In de afgelopen jaren zijn er al veel veranderingen geweest in het onderwijs. Op het gebied van ICT, maar ook op cognitief gebied e.d. Denk bijvoorbeeld aan het invoeren van computers en digiborden, maar ook aan de verschillende werkvormen en manieren van lesgeven.

Veranderingen vragen om aanpassingen, wat veel mensen eng vinden. De meesten zijn bang voor het onbekende wat gaat komen. Ze willen dan ook eerst zien wat veranderingen opbrengen en wat ze er dus daadwerkelijk aan hebben. Ook kosten veranderingen veel tijd, waarvan veel leerkrachten aangeven dat ze dat niet hebben. Daar kan ik me wel in vinden. Als ik zo hoor wat leerkrachten allemaal moeten doen, begrijp ik goed dat ze niet meer uit zichzelf naar veranderingen gaan zoeken. Alleen als wordt gezien dat het een positieve bijdrage biedt, willen ze er in mee gaan.
Foto
Dat idee herken ik bij mezelf ook. Als iets goed genoeg is, waarom zou ik dan voor veranderingen gaan als ik niet weet wat die veranderingen opbrengen.

Op de site van Verenigde Doordenk Compagnie (2012) staat ook allerlei informatie over veranderingen en innovatie. Hierover wordt in het kort het verschil hier tussen aangegeven.
Zij geven op hun site eigenlijk aan dat iedereen op een gegeven moment vanzelf mee gaat (of zelfs moet) in de veranderingen die komen. 

Als veranderingen worden doorgezet, bijv. in een basisschoolteam, lijkt het mij ook dat je vanzelf mee gaat of zelfs moet. Als je zelf namelijk niet wil zul je vast en zeker geprikkeld worden door enthousiaste collega’s, die jouw ook meteen de positieve effecten kan laten zien wat je misschien over de streep trekt. Al komt daarbij toch weer het idee dat mensen eerst opbrengsten willen zien, voordat ze mee gaan in veranderingen! 
Wel vind ik dat veranderingen vaak te snel gaan. Situaties worden vaak in een korte tijd ineens omgegooid, wat voor veel mensen voor verwarring zorgt. Veranderingen moeten daarom naar mijn idee langzaam, stap voor stap worden ingevoerd. Zo heeft men genoeg tijd om de stappen optimaal te verinnerlijken, zodat de verandering optimale opbrengsten biedt.  

 
Foto









De Innovatietheorie van Rogers is een theorie die iets vertelt over de verspreiding van een innovatie (een nieuw product of idee) binnen een groep. De originele theorie is bedacht door de Fransman Gabriel Tarde, maar populair geworden door Everett Rogers. Centraal in de theorie staat de beschrijving van de levenscyclus van een innovatie, waarover je meer kunt vinden op de site Wikipedia.

Rogers onderscheidt vijf stadia, waarin vijf verschillende
groepen worden onderscheiden die het product of nieuwe idee accepteren:
·        Innovatoren (innovators) (2,5%) - Deze groep mensen zijn de eersten die het product willen hebben. Ze zijn op zoek naar het nieuwste van het nieuwste.
·        Pioniers (early adopters) (13,5%) - Net na de innovators bestaat de groep van early adopters uit mensen die ook uit zijn op nieuwe dingen. Deze fase wordt gekenmerkt door een sterke groei in de verkoop.
·        Voorloper (early majority) (34%) - Dit is de eerste grote groep mensen die het product gaat kopen. Het product wordt door de massa opgenomen en bereikt zijn volwassenheidsfase.
·        Achterlopers (late majority (34%) - Het product is volwassen, het overgrote deel van de markt is bekend met het product en koopt het. De verkopen zullen langzaam afnemen in deze fase.
·        Achterblijvers (laggards) (16%) - De laatste fase van het product. Het product gaat eigenlijk de markt uit en een laatste groep mensen koopt het product vanwege
(bijvoorbeeld) een goede aanbieding. De verkopen zullen afnemen in deze fase.

Deze beschrijving volgt de verschillende groepen mensen die het product aanschaffen. Het model is ook uit te drukken in termen van volwassenheid van het product. De fasen zijn dan: introductie, groei, volwassenheid, verzadiging en teruggang (Wikipedia, 2011).

Foto
Voordat ik met deze minor begon zat ik zelf in de één na laatste fase of soms zelfs in de laatste fase.
Nu de minor al een paar weken aan de gang is, merk ik dat ik langzaam aan opschuif in de tabel van Rogers. Ik schuif steeds meer naar de fase van voorloper en in sommige gevallen misschien al wel naar de fase van pionier! Tijdens deze minor ontdek ik namelijk verschillende tools, sites e.d. die voor vernieuwingen kunnen zorgen in het onderwijs, maar die nog vrij onbekend zijn. Mijn kennis over ICT en mutimedia e.d. wordt langzaam aan dan ook steeds verder uitgebreid, wat veel positieve gebeurtenissen oplevert.
Ook kan ik mensen nu bijv. iets nieuws leren of vertellen of laten zien, terwijl dat hiervoor bijna niet het geval was! Daaruit kan ik wel degelijk opmaken dat ik tijdens deze minor ben gegroeid op het gebied van ICT en multimedia e.d.!

 
Zelf wist ik al wel dat ik niet veel van ICT, media e.d. af weet. Dat idee lijkt alleen maar groter te worden naarmate we tijdens de minor iedere week meer te zien en te horen krijgen op dat gebied! Dan kijk ik iedere keer weer m'n ogen uit, omdat er zoveel meer mogelijk is dan ik dacht! Daaruit blijkt dan echt dat ik veel minder weet dan ik zelf in eerste instantie dacht.
Toch heb ik het idee dat me dit nog niet optimaal prikkelt om er zelf mee aan de slag te gaan. Ik heb nog steeds bijna geen ervaring met hoeveel alles rondom ICT en multimedia e.d. kan opleveren en weet nog steeds niet goed hoe ik dit zinvol kan inzetten in mijn lessen. Om daar achter te komen moet ik dit waarschijnlijk gewoon uitproberen tijdens stages, maar daarin speelt de angst door gebrek aan kennis toch weer een beetje in mee.
Bij veel onderwerpen en tools en dergelijke ben ik hier al wel voor geprikkeld en is er ook geen sprake meer van angst door gebrek aan kennis, maar naar mijn idee is dat nog maar een heel klein deel van het ICT en multimedia gebruik e.d. wanneer ik dat vergelijk met bijv. Tessa van Zadelhoff. Vooral door haar verhaal tijdens week 4 van onze minor kwam dit besef pas echt.

Hieronder is mijn poster te zien over 'mijn digitale profiel'. Hieruit blijkt ook al wel dat vooral het gebrek aan kennis bij mij een grote rol speelt, waardoor ik niet zomaar alles zelfstandig durf te ontdekken. Hopelijk is deze gedachte aan het eind van de minor weg en durf ik allerlei nieuwe stappen op het gebied van ICT en multimedia e.d. te ondernemen!
 
Foto
Op stage draait het allemaal om het onderzoek vanuit de minor. Ik loop stage op De Hoef & Hugo in Waalwijk. Het onderzoek wat ik op deze school hou gaat over het programma AmbraSoft. Met dit programma kunnen kinderen extra oefenen met de vakken rekenen en taal. Het is de bedoeling dat ik het programma ga verkennen, zodat ik precies weet wat je allemaal met het programma kan doen. Als ik die kennis optimaal heb opgedaan, kan ik leerkrachten op mijn stageschool hopelijk zover krijgen dat zij daadwerkelijk met het programma gaan werken. Veel leerkrachten hebben namelijk geen idee hoe zij het programma AmbraSoft zinvol in kunnen zetten in hun lessen, wat uiteindelijk voor een positieve ontwikkeling kan zorgen bij kinderen op het gebied van rekenen en taal.
Aan mij dus als het ware de taak om het onderwijs voor de kinderen op mijn stageschool uitdagender te maken en een stukje te vergroten d.m.v. ICT. Een interessante maar leuke uitdaging!

 
Deze week zijn er 4 gastsprekers langs geweest tijdens onze minor KLM. De eerste gastspreker was een man die kwam vertellen over De Roode Kikker. Een mooie tool die draait om de vakken rekenen, begrijpend lezen en Engels. Wat me het meest is bijgebleven is de tool Groove.me, waarbij kinderen Engels leren d.m.v. songteksten. Het is eigenlijk een heel simpel idee, maar wel erg leuk! De kinderen zijn bezig met muziek, wat hen stimuleert om Engels te leren en kinderen kunnen zich even uitleven. Ik vind het een erg leuke tool, die ik later ook wel zou willen gebruiken! Met deze tool heb je alles bij de hand en kun je kinderen makkelijk aan de slag zetten. Er zullen namelijk vast ook mensen zijn die dit zelf hanteren via Youtube, maar dan kost het meer tijd en moet je eerst geschikte video’s zoeken. Zo’n tool is dus een stuk eenvoudiger en dan maak je er naar mijn idee ook snel en vaak gebruik van!
 
De volgende gastspreker was een man die kwam vertellen over De Tiktegel. De Tiktegel creëert leerspellen voor kinderen uit alle groepen van de basisschool met een lage drempel om te spelen, wat het zinvol maakt voor kinderen. Bij ieder spel wordt aan het begin in 2 of 3 zinnen uitleg gegeven, waardoor kinderen echt helemaal zelfstandig aan het werk kunnen. Dat vind ik erg goed, want dan kunnen kinderen hun tijd om extra te oefenen optimaal besteden. Toch ben ik niet overtuigd van De Tiktegel. Ik vind De Tiktegel er niet uitdagend uit zien, waardoor het naar mijn idee de aandacht van hogere groepen niet trekt. Voor kleuters lijkt De Tiktegel me daar en tegen wel uitdagend, omdat zij veel spelenderwijs leren waarbij zo’n Tiktegel zeker positief aan bij zal dragen. 
 
Als derde gastspreker kwam Tessa van Zadelhoff langs, die kwam vertellen wat zij zoal met ICT in de klas doet. Tessa begon meteen erg enthousiast te vertellen, waardoor het erg fijn was om naar haar te luisteren. Het was ook erg interessant om te horen hoeveel ze met ICT in haar klas doet! Ik vind dit zelf echt knap, omdat het mij vrij lastig lijkt om ICT zo veel en nuttig in te zetten en er zoveel tijd voor vrij te maken.
Het indrukwekkendste wat ze vertelde vond ik over haar reisbureau project. Kinderen spelen een reisbureau waarbij ze reisadviezen maken voor allerlei mensen. Dit project begon klein, maar werd uiteindelijk internationaal bekend met winst voor verschillende prijzen! Dat je met zo iets kleins zo iets groots kunt bereiken wat zo bekend wordt, verdient echt alle waardering!  
Het verhaal van Tessa heeft voor mij nogmaals duidelijk gemaakt waarom social media en alles eromheen zo’n grote rol speelt in het onderwijs. Alleen al het feit dat je op deze manier heel makkelijk tot antwoorden en informatie komt waar je zelf niet aan zou denken. Zelf zie ik het daarom ook een beetje als één grote ‘hulp machine’. 
In ieder geval was het verhaal van Tessa erg interessant en inspirerend! 
 
De laatste gastspreker die langs kwam was André Slegers, die ons namens KlasseMedia te woord stond. KlasseMedia is een digitaal bureau voor leerkrachten, dat op dit moment nog in ontwikkeling is. KlasseMedia wil inspiratie geven, hulp bieden, ideeën en dat heel sterk met (voor)beelden. 
Ook deze man vertelde erg enthousiast! Hij liet ons door een soort spelletje ervaren dat kinderen veel minder lichamelijk leren wanneer er vanuit de methode wordt gewerkt, dan wanneer er niet vanuit methodes wordt gewerkt. Kleuters leren lichamelijk namelijk heel veel, terwijl kinderen uit de groepen 3 t/m 8 lichamelijk nog maar weinig leren. Het was wel erg interessant om dit zo te ervaren, want hier zou ik anders nooit bij stil staan. Mede hierdoor is het voor kinderen aantrekkelijker om niet standaard alles uit methodes te moeten leren. Zo’n tool net als De Roode Kikker en KlasseMedia is daar een leuke vervanging voor. 
KlasseMedia is daar en tegen ook nog gratis. Voor veel leerkrachten is dat een belangrijke reden om het sneller uit te proberen en het daadwerkelijk te gebruiken. Kijk hiervoor eens op Klassemedia. Zelf vind ik de tool er erg leuk en origineel uit zien, wat zeker de moeite is om eens uit te proberen! 

Er zijn tegenwoordig erg veel tools die het onderwijs aantrekkelijker maken en voor vernieuwingen zorgen. Omdat er zoveel tools zijn, zul je alleen wel voor jezelf moeten uitzoeken welke je het best kunt gebruiken voor je lessen. Dit zal in het begin wat tijd kosten, maar dan heb je uiteindelijk wel wat! Een mooie openbaring voor het onderwijs in de 21e eeuw!
 
Foto
Deze week zijn we begonnen met informatie over het TPACK model, Koehler & Mishra (2006). Een interessant model, maar wel erg lastig!
Docenten hebben vaak onvoldoende ervaring met het gebruik van ICT. Veel docenten vinden dan ook dat ze niet voldoende voorbereid zijn om ICT in het onderwijs te gebruiken en veel docenten zien het nut niet in van het gebruik van ICT in het onderwijs.
Ik moet zeggen dat ik zelf ook duidelijk onvoldoende ervaring heb met het gebruik van ICT en ook niet goed weet hoe ik ICT in het onderwijs kan gebruiken. Daar en tegen zie ik er wel het nut van in! Door ICT kun je je lessen veel uitdagender maken voor kinderen! Ook heb je met ICT in een mum van tijd alle kennis gevonden die je nodig zou hebben.

Het belangrijkste als het gaat om het verzorgen van goed onderwijs dat ondersteund wordt met ICT, is dat je rekening houdt met de inhoud van het vak dat je geeft (content), de vakdidactiek die daarbij hoort (pedagogy), de technologie die dit kan ondersteunen (technology) en de relatie hiertussen. Dit wordt weergegeven in het TPACK model zoals het hierboven staat afgebeeld.

Leerkrachten moeten competent zijn op alle drie de domeinen, om optimaal gebruik te maken van ICT in het onderwijs. 
Het TPACK model is daarbij een hulpmiddel. Het stimuleert je als leerkracht om kritisch en expliciet na te denken over je eigen kennis over de verschillende componenten. Je wordt je bewust van de gebieden waar je veel kennis over hebt en waarin je nog moet groeien. Het helpt je om leerdoelen voor jezelf op te stellen en om bewuste beslissingen te maken over de integratie van techniek in het onderwijs.
Dit hebben we zelf tijdens de les ook geprobeerd en ik vond het nog erg lastig! Vooral door mijn gebrek aan kennis weet ik niet goed waar ik allemaal aan moet denken bij het begrip technologie. Vaak denk ik daarin ook te moeilijk. Een computer valt bijv. al onder technologie, maar zelf zou ik bij het begrip technologie veel verder gaan zoeken dan bijv. naar een computer.
Verder is het natuurlijk lastig omdat het TPACK model helemaal nieuw is voor me. Waarschijnlijk wordt het vanzelf allemaal duidelijk, naarmate we er meer mee aan de slag moeten.