Een goede techniek om samen tot het juiste besluit te komen, is de zes denkhoeden van De Bono. Hiermee kun je vanuit verschillende perspectieven naar een vraagstelling of probleem kijken. Deze techniek is ontwikkeld door Edward de Bono. Het gaat uit van het idee dat mensen vaak geneigd zijn problemen steeds op eenzelfde manier te benaderen. Door de denkhoeden te gebruiken, word je gedwongen om het probleem ook eens van een andere kant te bekijken.
Een denkhoed staat voor een manier van denken. Er zijn zes denkhoeden en iedere kleur symboliseert een andere manier van denken. Je kijk op een situatie hangt dus af van de hoed die je op hebt (http://www.leren.nl/cursus/management/besluiten-nemen/denkhoeden.html, 2012) .

Hieronder staat in een afbeelding beschreven wat de hoeden inhouden.
Foto
Deze theorie van Edward de Bono kan naar mijn idee erg zinvol zijn tijdens bijv. vergaderingen of situaties waarbij iets moet worden opgelost. Mensen bekijken situaties vaak vanuit eenzelfde kant, maar veel ideeën kunnen ontstaan doordat vanuit een andere kant wordt gedacht. Dit kan door gebruik te maken van de denkhoeden. Iedereen moet de situatie dan vanuit een andere kant benaderen, waardoor dus veel interessante ideeën kunnen ontstaan.
Het kan best lastig zijn als je vanuit een kleur hoed moet denken die je eigenlijk niet bent. Je bent dan geneigd om toch op je eigen manier te gaan denken en dan val je als het ware uit je rol, wat niet de bedoeling is. Met de ene kleur hoed heb je dus een wat makkelijkere rol dan met de andere kleur hoed.
Zelf denk ik dat mijn gedachtengang vooral bestaat uit de gele en blauwe hoed. Zeker als ik kijk naar alles wat we tijdens onze minor aangeboden krijgen. Over de meeste dingen ben ik erg enthousiast, maar vraag me daarbij wel af hoe iets in z'n werk gaat en wat het oplevert. Dat is in de meeste gevallen mijn eerste reactie.

 
In de afgelopen jaren zijn er al veel veranderingen geweest in het onderwijs. Op het gebied van ICT, maar ook op cognitief gebied e.d. Denk bijvoorbeeld aan het invoeren van computers en digiborden, maar ook aan de verschillende werkvormen en manieren van lesgeven.

Veranderingen vragen om aanpassingen, wat veel mensen eng vinden. De meesten zijn bang voor het onbekende wat gaat komen. Ze willen dan ook eerst zien wat veranderingen opbrengen en wat ze er dus daadwerkelijk aan hebben. Ook kosten veranderingen veel tijd, waarvan veel leerkrachten aangeven dat ze dat niet hebben. Daar kan ik me wel in vinden. Als ik zo hoor wat leerkrachten allemaal moeten doen, begrijp ik goed dat ze niet meer uit zichzelf naar veranderingen gaan zoeken. Alleen als wordt gezien dat het een positieve bijdrage biedt, willen ze er in mee gaan.
Foto
Dat idee herken ik bij mezelf ook. Als iets goed genoeg is, waarom zou ik dan voor veranderingen gaan als ik niet weet wat die veranderingen opbrengen.

Op de site van Verenigde Doordenk Compagnie (2012) staat ook allerlei informatie over veranderingen en innovatie. Hierover wordt in het kort het verschil hier tussen aangegeven.
Zij geven op hun site eigenlijk aan dat iedereen op een gegeven moment vanzelf mee gaat (of zelfs moet) in de veranderingen die komen. 

Als veranderingen worden doorgezet, bijv. in een basisschoolteam, lijkt het mij ook dat je vanzelf mee gaat of zelfs moet. Als je zelf namelijk niet wil zul je vast en zeker geprikkeld worden door enthousiaste collega’s, die jouw ook meteen de positieve effecten kan laten zien wat je misschien over de streep trekt. Al komt daarbij toch weer het idee dat mensen eerst opbrengsten willen zien, voordat ze mee gaan in veranderingen! 
Wel vind ik dat veranderingen vaak te snel gaan. Situaties worden vaak in een korte tijd ineens omgegooid, wat voor veel mensen voor verwarring zorgt. Veranderingen moeten daarom naar mijn idee langzaam, stap voor stap worden ingevoerd. Zo heeft men genoeg tijd om de stappen optimaal te verinnerlijken, zodat de verandering optimale opbrengsten biedt.  

 
Foto









De Innovatietheorie van Rogers is een theorie die iets vertelt over de verspreiding van een innovatie (een nieuw product of idee) binnen een groep. De originele theorie is bedacht door de Fransman Gabriel Tarde, maar populair geworden door Everett Rogers. Centraal in de theorie staat de beschrijving van de levenscyclus van een innovatie, waarover je meer kunt vinden op de site Wikipedia.

Rogers onderscheidt vijf stadia, waarin vijf verschillende
groepen worden onderscheiden die het product of nieuwe idee accepteren:
·        Innovatoren (innovators) (2,5%) - Deze groep mensen zijn de eersten die het product willen hebben. Ze zijn op zoek naar het nieuwste van het nieuwste.
·        Pioniers (early adopters) (13,5%) - Net na de innovators bestaat de groep van early adopters uit mensen die ook uit zijn op nieuwe dingen. Deze fase wordt gekenmerkt door een sterke groei in de verkoop.
·        Voorloper (early majority) (34%) - Dit is de eerste grote groep mensen die het product gaat kopen. Het product wordt door de massa opgenomen en bereikt zijn volwassenheidsfase.
·        Achterlopers (late majority (34%) - Het product is volwassen, het overgrote deel van de markt is bekend met het product en koopt het. De verkopen zullen langzaam afnemen in deze fase.
·        Achterblijvers (laggards) (16%) - De laatste fase van het product. Het product gaat eigenlijk de markt uit en een laatste groep mensen koopt het product vanwege
(bijvoorbeeld) een goede aanbieding. De verkopen zullen afnemen in deze fase.

Deze beschrijving volgt de verschillende groepen mensen die het product aanschaffen. Het model is ook uit te drukken in termen van volwassenheid van het product. De fasen zijn dan: introductie, groei, volwassenheid, verzadiging en teruggang (Wikipedia, 2011).

Foto
Voordat ik met deze minor begon zat ik zelf in de één na laatste fase of soms zelfs in de laatste fase.
Nu de minor al een paar weken aan de gang is, merk ik dat ik langzaam aan opschuif in de tabel van Rogers. Ik schuif steeds meer naar de fase van voorloper en in sommige gevallen misschien al wel naar de fase van pionier! Tijdens deze minor ontdek ik namelijk verschillende tools, sites e.d. die voor vernieuwingen kunnen zorgen in het onderwijs, maar die nog vrij onbekend zijn. Mijn kennis over ICT en mutimedia e.d. wordt langzaam aan dan ook steeds verder uitgebreid, wat veel positieve gebeurtenissen oplevert.
Ook kan ik mensen nu bijv. iets nieuws leren of vertellen of laten zien, terwijl dat hiervoor bijna niet het geval was! Daaruit kan ik wel degelijk opmaken dat ik tijdens deze minor ben gegroeid op het gebied van ICT en multimedia e.d.!